Mijn opa was spion
In het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog, in 1917 dus, is mijn moeder geboren. Ondanks haar respectabele leeftijd, leest ze nog boeken en kijkt tv. Lopen en horen geeft wel problemen. Klagen dat haar (enige) zoon haar te weinig opzoekt, gaat haar ook goed af, maar dit terzijde.
Onlangs vertelde zij over een tv-uitzending over de Eerste Wereldoorlog, waar Rotterdam in beeld kwam als vooraanstaand spionnennest. Een havenstad, strategisch gelegen tussen de strijdende grootmachten, in het neutrale Nederland. Mijn moeder herkende verschillende elementen uit de film. Ze zei: “Ik heb toch echt het idee dat mijn vader daar bij betrokken was”, in een adem gevolgd door: “Het was zo’n goeie man….”.
mijn opa: Theo Meulkens
Theo Meulkens (mijn opa dus) werkte in die tijd bij de Uranium Steamship Company. Anders dan de naam doet vermoeden, was deze rederij gespecialiseerd in trans-Atlantisch grootschalig – en goedkoop – vervoer van “landverhuizers”. Directeur van deze rederij was Richard Tinsley, van wie vaststaat dat hij tevens hoofd van de Britse spionagedienst in Nederland was. Tinsley wierf voor het operatieve spionagewerk Rotterdammers. Behoorde mijn opa daartoe? Grootvader – zo moest ik mijn opa aanspreken, want opa vond men in onze familiekring ordinair klinken- werkte immers bij de rederij. En bij Tinsley, die naam wist mijn moeder zich te herinneren. Hij stuurde in de jaren twintig – inmiddels teruggekeerd naar Londen – prachtige kerstcadeaus naar Rotterdam waar mijn moeder reikhalzend naar uitkeek.
De prangende vraag of mijn opa ook zelf spionagewerk deed, kreeg antwoord, toen ik onlangs een Engelstalig artikel van Frans Kluiters onder ogen kreeg. Dit nauwgezet gedocumenteerde artikel, “R.B. Tinsley, a biografical note” vermeldt de naam van Meulkens twee maal. Hij behoorde tot de ploeg die fotomateriaal verpakte en via Vlissingen naar Londen verscheepte. Geen James Bond-werk, maar er is hoogstwaarschijnlijk meer aan de hand geweest.
Het kantoor van de rederij, gevestigd aan de Boompjes, was verbouwd tot hoofdkwartier van de Britse geheime dienst, compleet met fotolaboratorium. Mijn moeder vertelde dat zij ‘s zondags met haar vader mee mocht om “de post op te halen”. De grote entreehal van het gebouw aan de Boompjes vond zij indrukwekkend. Wij hebben het dan over het begin van de twintiger jaren, dus na afloop van de Eerste Wereldoorlog. Maar de spionage-activiteiten gingen ook in die tijd door. Mijn moeder vermoedde eerlijk gezegd al langer de bijzondere bezigheden van haar vader. Thuis werd daar nimmer over gesproken. Zij vindt het wel bijzonder dat dit nu, in de winter van haar leven, alsnog boven water komt. “Gelukkig is hij nooit gepakt; het was zo’n goeie man…”.
–